maandag 27 mei 2013

Klootzak

Het strand is verlaten,
Waar de golven sterven op het natte zand.
De kust een grimmige lijn,
Van een stukje niemandsland,
Hier is iedereen alleen,
Een ieder voor zich.

Ik knijp mijn ogen dicht, zo stijf als ik maar kan. Proberend de tranen te verdringen. Waarom doe je dit eigenlijk? Je staart naar me, ook al zie ik niets, ik voel je ogen op mij gericht als vlammende fakkels. Ik kan je kou, je boosheid je verraad voelen alsof de poolwind dwars door mijn kleren waait. Je staat hier, je bent hier en alles in mij vraagt zich af waarom.

Mijn bloed kolkt, geen wassend water eerder een stroom woeste lava. Gut wat heb je mij pijn gedaan, wat heb je mij verguisd, wat heb je mij veracht! Je vermorzelde tot het laatste beetje niets, je verraadde mij als je vijand maar je trok me aan als een minnaar. Wie ben je eigenlijk? Jouw woorden als gif, dodelijk door mijn aderen, mij laten creperen en al dat rest is die blik in jouw ogen die alles vernietigend is.

Waar kwam bij mij de gedachten vandaan dat ik je kon vertrouwen? Een klap in mijn gezicht begint met 1, 1 teveel en elke andere wordt niet meer geteld, geïncasseerd alsof het normaal is, alsof de straf zo behoort te zijn, niet anders wetende dan dit. Waarom? Verdomme! Zie je dan niet wie er voor je staat? Zie je dan niet wat het met mij doet? Ben je dan echt van steen? Het start bij jou altijd bij het einde, er is geen vervolg. Je komt, je overweldigd mij en laat mij achter als een geslagen hond. Is dat wat jou heldenmoed geef? Is dat waar jij over opschept tegenover jouw vrienden of is dat wat je bent? Geweld, haat, de vleesgeworden verachting? Zeg het me!!

Hoe hard ik ook schreeuw, hoe hard ik ook zwijg, je staart me aan met die dode blik. Soms je hand nog rood. Je wrijft ermee over je broek en maakt een gelaten indruk. Kon ik maar bevatten wat jouw drijfveer is, kon ik je maar begrijpen maar het enige wat ik niet kan is je loslaten, het enige wat ik niet kan is jou het laatste vaarwel geven, het enige wat ik niet kan is deze nachtmerrie stoppen. Het boek gesloten, verstoppen op een verlaten stoffige boekenplank in de kast van mijn bestaan. Steeds weer opent het zich, het verhaal kent geen einde! In mijn handen ligt de pen om het slotstuk te schrijven maar de noch de letters noch de woorden komen voort uit de pen. Ze ligt in mijn hand, koel staal kust mijn huid maar de connectie tussen wat ik voel, wat ik denk en de pen is voorgoed verbroken. Geen woord komt uit mijn hand, alles blijft hangen diep van binnen waar ik jank als een klein kind, vloek als een volwassen vent en mij hopeloos ellendig voel als een vrouw die ongesteld is, in de overgang.

Je bent in mijn leven die grote jongen die alle zandkastelen vertrappeld in de zandbak, blokkentorens omschopt. Nu vertrappel je mijn zelfbeeld met dezelfde grijns als waarmee dat rotjoch een zandkasteel vertrappeld, klootzak!

zondag 26 mei 2013

Troep

Ik zou wel willen janken,
Echter heeft dat geen zin.
Ik zou woedend willen schreeuwen,
Tegen beter weten in.
Ik zou willen vluchten voor wat nu is,
Zoekend naar wat nooit zal zijn.
Kon ik het maar,
Zo over de rand kieperen, de rand van het ravijn.

Ik staar je aan, weet bij God niet wat ik moet zeggen. Dit is waar ik voor gewaarschuwd ben maar waar ik niet naar wilde luisteren. Nu sta ik in jouw storm, voel hoe je mij elk moment omver gaat blazen en ik? Ik doe niets. Steeds weer verwijt ik mijzelf dit domme gedrag maar steeds weer ren ik in volle vaart in deze valkuil. Had ik maar geluisterd dan had ik mij nu niet zo ellendig gevoeld, een wrak. Was ik maar eerder tot besef gekomen dan had ik dit kunnen voorkomen of anders gezegd, dan was het niet in dit ontaardt.

De mens is geen gebruiksvoorwerp echter lijk jij dit anders te zien. Ben ik een soort van clown die er enkel en alleen is ter entertainring wanneer jij je verveeld? Het antwoord is helder, simpel en staart mij aan als een boze juffrouw die zojuist iemand naar de gang heeft gestuurd. Het antwoord is "ja" en ik ben zo stom om er aan mee te doen. Het toneelstuk dat goed voelt maar pijn doet wanneer de realiteitszin tot leven wordt gewekt. Ik voel mij als een vis op het droge, happend naar adem, bang en wetend afhankelijk te zijn. God wat haat ik dat gevoel en wat haat ik mijzelf dat ik mij weer in deze situatie heb laten vallen.

Komt verstand echt met de jaren of zijn sommigen gewoonweg niet te redden? Het is alsof je aan een klif hangt en de grond onder je vingers voelt wegglijden. Je probeert met man en macht grip te krijgen maar voelt hoe je valt, een eindeloze val de wind suist in je oren en wat rest en de klap waarmee je op de grond der waarheid terecht komt. Niets anders dan je wonden likken blijft er over. Niets anders dan het enkele besef dat je weer te naïef was, dat je weer iets deed tegen alle regels der logica in, dat weer voorbij raasde aan het innerlijke geluid. Wanneer luister je nu eens eindelijk naar je geweten? Naar de stem die zegt "kappen, je maakt jouzelf wat wijs?" het lijkt of elke realiteitszin verzwolgen wordt door de macht der hoop en het misplaatste geloof.

Ik haat het, verdomme ik haat het en toch koester ik het. Man ik kan wel kotsen. Sla met mijn vuist de spiegel aan barsten. Helderrood is het bloed dat tussen de scherven beland. Nog altijd kan ik het niet, ben ik een slappeling en een bangerik, zoals ik dit altijd al ben geweest.

woensdag 22 mei 2013

Tweestrijd

We zitten samen in jouw auto. Een oud barrel dat altijd met de hakken over de sloot door de jaarlijkse keuring komt. Mijn handen omklemmen het stuur zodanig dat mijn knokkels wit worden. In de verte gaat de zon onder echter de zinderende hitte hangt als een deken over de stad die in de verte zichtbaar is. Ik zwijg zo hard ik kan en voel mijn tranen branden. Wat ben je toch eigenlijk een stomme klootzak! Ik verschuil de tranen in mijn ogen achter een grote zonnebril, eentje die mijn halve gezicht maskeert zoals een masker uit Venetië. We staan ergens op een verlaten parkeerplaats tussen twee dorpjes in. Een lome hitte hangt rondom ons maar toch voelt het ijskoud. Waar ben ik je kwijt geraakt? Waar zijn onze wegen van elkaar gescheiden? Ik wrijf over de knop van de versnellingspook, mijzelf geen houding weten te geven. Op mijn lippen kleven 1000 woorden die geruisloos verdrinken in de stilte van gemis. In de stilte van samen één, in het eindeloze niet te bevatten iets wat al een tijd zich meester heeft gemaakt over jou en mij.

Mijn gedachten gaan vliegensvlug van hort naar haar. Zoekend naar iets waarvan het bestaan nog ontdekt moet worden. Wie ben ik? Wat wil ik? Waarom raak ik steeds weer verzeild in deze bizarre, pijnlijke en wonderlijke situaties? Je zou kunnen stellen dat de mens als was is, kneedbaar. Al is de was nog zo koud, als je maar lang genoeg geduld hebt wordt ze kneedbaar. Soms maar in beperkte mate maar van cement is de mens slechts bij zeer hoge uitzondering. Ik stel mij dan een professor voor, ergens in een stoffig kamertje tussen de boeken en meetinstrumenten dat zelden of nooit buitenkomt. Enkel om een goede krant te kopen of een espresso omdat hij, als genie, niet instaat is de koffiezetter te bedienen.

Ik hoor hoe je gaat verzitten. De stoelen hebben hun langste tijd gehad, net als jij en ik overigens maar noch jij noch ik durven deze gedachte uit te spreken. Ik wrijf met een vinger over het dashboard en laat een spoortje na in het stof dat er zich heeft verzameld in de tijd dat je deze voor het laatst hebt gezegend met een nat lapje. Het ruikt er zelfs naar jouw shag die ik altijd heb gehaat, maar waar ik nu door een niet te verklaren reden naar verlang. Het lijkt alsof ik zonder te kijken kan zien dat je er eentje zit te rollen. Gewoonte getrouw vraag je of ik er ook eentje wil. Een soort geautomatiseerde misplaatste beleefdheid omdat je weet dat ik niet rook. Misschien heb je al die tijd wel gedacht dat eens dit antwoord ging komen en dat we dan op een kritieke, dodelijke en haast onomkeerbare situatie waren beland. Ons was op sterven na dood. Ook nu vraag je me, tot mijn grote schrik bemerk ik hoe mijn lippen als vanzelf het woord "Ja"vormen en alsof iemand anders het zegt hoor ik het. Ik heb "ja" gezegd. Is dit het einde van wat ooit zo vertrouwd was? Van wat ooit vanzelfsprekend was? Van wat ooit niet meer was dan een suikerzoete streling? Zintuig prikkelend zoals de geur van verse croissantjes op een morgen dat je wakker wordt met een rammelende maag.

Zonder iets te zeggen geef je mij een vers gedraaide peuk en diep je uit je broekzak van jouw versleten spijkerbroek een aansteker op. Hij weigert twee keer maar dan is er toch een vlammetje. Een oranje puntje licht op en alsof ik al jaren niet anders doe inhaleer ik diep en blaas een grote rookwolk uit zonder in een haast astmatische hoestbui paars aan te lopen. Ik hoor hoe je de jouwe aansteekt en niet veel later is de oude Opel vergeven van de rook. Op jouw vraag en mijn antwoord na is er tussen ons nog altijd geen woord gewisseld. De vraag van waar het mis is gegaan is door alle toestanden amper te beantwoorden. We zijn uit elkaar gegroeid maar hoe kan dat nu gebeuren als je eerst zo naar elkaar bent toegegroeid? We zijn op een bepaald moment begonnen met het vervreemden van elkaar en zijn daar kennelijk niet mee gestopt tot nu. Zoals wanneer je met je bootje gaat varen en bij een metershoge waterval belandt die het gevoel naar boven roept dat dit het einde van de wereld is en dat er daarna niets meer is.

Verdoofd sta ik voor mij uit, blaas de rook uit het open raam. Ondanks dat het raam aan de bestuurders kant heel zwaar loopt is het mij toch gelukt. De lucht is vuurrood gekleurd en de dag maakt plaats voor de nacht. De krekels voeren hun acte de presence uitstekend uit. Ik zucht, zoek naar de woorden die pan klaar op mijn tong liggen. Waar zijn we in Godsnaam mee bezig? We weten het wel, maar het antwoord bevalt ons geen van beiden. Jij bent de man, jij moet beginnen maar onze moderne kijk op het leven maakt dat wij allebei het traditionele man-vrouw concept zeer achterhaald vinden.

"Waarom kom jij nooit jouw beloftes na" hoor ik mijzelf zeggen en schrik van deze directe vraag naar de alles overheersende stilte. Ik wacht gespannen op het antwoord en kan je wel wurgen als je enkel jouw schouders ophaalt. Zoals ik al zei "Stomme klootzak" Wat heb ik er aan als jij enkel jouw schouders ophaalt? Jij die altijd en eeuwig een woordje klaar had haalt nu, doodeenvoudig zijn schouders op? Ik voel de woede in mij opborrelen en inhaleer bijna gewelddadig. Blaas de rook krachtig uit en snuif een keer. Niet zoals een vrouw dit betaamd. "Waarom niet? Is het dan zo moeilijk om antwoord te geven op die vraag?" Ik voel hoe je figuurlijk in elkaar krimpt. Ik voel hoe je nu, diep van binnen wilt vluchten als een klein kind achter moeders rok. Wees verdomme eens een vent en sta je mannetje! Toch weet ik dat je dat niet kan, dat je daar de ballen niet voor hebt en mijn voorkeur voor non-macho's breekt mij nu op. Je aarzelt, zoekt naar de woorden die ik helder voor mij zie. Dan zeg je, geheel tot mijn verrassing "Ik wil wel maar kan het domweg niet. ik ben een sukkel die niet waar kan maken wat hij beloofd" langs de ene kant vind ik je nu onnoemelijk aandoenlijk en wil ik je troostend in mijn armen nemen. Langs de andere kant vind ik je nu een ongelofelijke slappe zak en eis ik dat je een emmer voor mij haalt zodat ik grondig kan kotsen van dit weke en slome gedrag. Weer een tweestrijd die zich in mij zich afspeelt.

donderdag 9 mei 2013

Het stormt

"Zand kleeft aan mijn vingers, iedere zandkorrel lijk ik te voelen,
Mijn zintuigen op scherp.
De nacht is verblindend donker,
De dageraad nog ver.
Ik hef mijn hoofd op van de grond,
Staar in het eindeloze donker,
Precies zoals ik mij van binnen voel.
Rennen door niemandsland,
Al dan niet gepermitteerd,
Als een strijder op vlucht, zonder enig doel.
Mijn gevoel een wars van pijn, boosheid en verdriet,
Wat rest is de ondoorbreekbare stilte die als een bom is gevallen."

Ik ril, al is het zomers qua temperaturen toch heb ik het koud. Ik staar wezenloos naar mijn eigen spiegelbeeld en probeer te begrijpen wat zojuist is gebeurd. Valt het wel te begrijpen? Wil ik het wel begrijpen? Ik voel mij ontzettend klote, dus iets van de boodschap is door mijn onzichtbare vestigingsmuur heen gedrongen. Mijn handen trilden, mijn adem stokte en ik voelde hoe de kleur uit mijn gezicht wegtrok. Mijn hartslag hoorde ik bonzen in mijn oren en in mijn keel maakte zich een grote prop meester van mijn stem.

Ik sluit even mijn ogen, mijn handen versterken de greep om het stuur. God ik kan wel janken, janken en schreeuwen maar waar brengt mij dat. Ik ben bang, voel mij als een klein dier op vlucht voor het grote roofdier wiens adem in mijn nek prikkelt. Kippenvel over heel mijn lichaam en mijn handen trillen. Waarom?! Waarom doe je mij dit aan? Nog altijd kan ik de waarheid niet geloven, ben bang ze onder ogen te komen en duik diep weg onder een zwerfkei waar mijn geweten loodzwaar, rustig wachtend op rust. "Het was niet alleen jouw schuld" hoor ik een stemmetje roepen en verdoofd staar ik voor mij uit. "Het was niet alleen mijn schuld?" Heel mijn leven ben ik niets anders gewend geweest dan de stempel te krijgen dat het wél allemaal mijn schuld was en is. Dat het wel allemaal aan mij ligt. Ten dele zal dat ook zo zijn maar niets in mij trekt het aandeel van de ander in twijfel wanneer ik zo word aangevallen uit onverwachte hoek. Als een hond met zijn staart tussen de benen droop ik af. Als een verslagen zoetwatermatroos die niet eens de strijd aanging maar zich zo liet verpulveren door de vijand. Zonder slag of stoot.

Ik zou willen weten wat echt veilig nou precies inhield. Ik zou willen dat ik meer handvatten had om zaken in te schatten. Helaas heb ik ze niet en daar kan het ruime assortiment van noch de IKEA noch de Praxis iets aan veranderen. Steeds weer moet ik eerst voor de finishlijn sneuvelen om tot de conclusie te komen de verkeerde weg te zijn ingeslagen en dat doet pijn. Op den duur wil je niet meer vallen maar trots en moe gestreden die finishlijn over maar steeds weer moet ik terug naar het begin om steeds weer dezelfde strijd te moeten leveren waarin ik geen partij ben voor de ander.

Ik vervloek de hele wereld. Boos en woedend, verblind door tranen druk ik de radio uit en ruk het zakje met mijn welriekende cheeseburger uit de handen van de totaal verbijsterde verkoopster. Ach ze moest eens weten, of beter niet. Vertrouwen, ik moet daar echt mee ophouden. Hier en nu. Elke keer doet het weer pijn, elke keer doet het weer zeer en elke keer komt er weer een kreukel bij.

Een collega zei van deze week "Het leven is hard" hij zei het gekscherend maar alles in mij, tot de laatste vezel kan niet anders dan hem gelijk geven en zich gereed maken voor de volgende storm.

















vrijdag 3 mei 2013

Koning Atlas

Volgens mij is alles een illusie, behalve de krant want deze kan je tenminste vasthouden. Eigenlijk is er in het leven zoveel dat je vast kan houden en wat dus wel echt zou moeten zijn. Sommige mensen roepen frivool dat ze de wereld vast kunnen houden maar volgens de geschiedenis was alleen Atlas hiertoe in staat. Echter is dit nimmer empirisch vastgesteld toch zijn er velen die het geloven.

Geloven, ik vind dat maar een stom iets. Je gelooft heilig in iets wat je niet met zekerheid waar kan maken en als de waarheid dan compleet anders uitpakt kan je niet anders dan je wonden likken en jezelf voor gek verslijten dat je weer in een waardeloze niet bestaande waarheid hebt geloofd. Soms lijkt het leven één grote paradox! Is het niet schandalig dat wij hier in Nederland zoveel voedsel weggooien omdat het volgens de wetgeving niet meer mag worden verkocht maar wat nog zonder gevaar valt te consumeren? Dit in gedachten houdend als je hoort hoeveel mensen over heel de wereld niets te eten hebben?!

Ik ben altijd opgevoegd met het gegeven dat je eten niet zomaar weg mag gooien. Toch betrap ik mijzelf erop dat, ook ik dit doe. Gelukkig ben ik geen heilige maar dat mag geen excuus zijn. Vinden wij iets onveilig als er een een groepje jongeren duister naar je kijkt, vliegen in Irak de bommen om je oren en speel je in de luwte van dit geweld met een kapotte pop zonder oog en met maar 1 arm. Je koestert het alsof het van onschatbare waarde is.

Anderzijds mag je appels en peren niet met elkaar vergelijken. Het is niet erg om het te gebruiken wanneer je  de zaken wilt relativeren maar geen enkele vorm van extreem mag de leidraad vormen over jouw levenspad. Het is goed om af en toe te relativeren, bewust te zijn van wat er elders op deze aardkloot zich afspeelt maar het is ook verstandig om helder te hebben waar voor jou de pijnpunten liggen en hoe het komt dat ze daar liggen.

Sommige mensen lijken te zijn geboren als de Kop van Jut of als het spreekwoordelijke hoofd boven het maaiveld dat er onherroepelijk wordt afgehakt. Al dan niet jezelf terugtrekkende in die veilige slachtofferrol... soms mag je dat verdomme ook doen! Hoe sterk je ook bent, als je moet strijden in een strijd die niet de jouwe is, in een strijd waarin het niet draait om winnaars of verliezers, dan mag je! Al lost het niks op. Sommige dingen lonen zich er niet naar om opgelost te worden. Het enige wat ze doen is het leed dat de volgende keer ontstaat uit een gelijke situatie alvast verzachten, omdat jij jezelf hardt tegen dergelijke dingen.

Hoe je het ook went of keert, hoe hard je ook vecht, de kracht van Atlas valt niet te evenaren!



donderdag 2 mei 2013

Strijdbaar of niet

Ik schreef deze week op mijn Facebookpagina: Creatieve zielen laten hun vermogen tot welke vorm van kunst dan ook de zee van hun gevoelens zijn. Dit was n.a.v. een bericht dat ik had gepost eerder deze dag. Soms heeft eens mens het gevoel midden op een kruispunt te staan waarvan alle wegen doodlopen. Dat gevoel is ronduit een verdrietig gevoel. Ieder mens wil immers op den duur progressie maken in het leven, laten zien waar hij goed in is en stralen met zijn innerlijke kracht. 

Alleen, zo verloren in de nacht met niemand die op je wacht is dat een hele opgave. Elk mens stelt zich wel eens de retorische vraag 'waar is het misgegaan' en wanneer hij zijn ogen sluit doemt het antwoord vanzelf op. Het is flashback van wat ooit was en wat je nimmer kan vergeten. Het is die bloedende wond onder het zout van het heden. Je bijt op je lip, proeft die weeïge ijzersmaak en in je ogen voel je de tranen branden. Alleen, zo ontzettend alleen, dat doet pijn. Het voelt als niet compleet, het voelt als doelloos in het leven staan en het voelt bovenal zo koud van binnen dat je snakt naar een beetje warmte van hen die jou dat nooit kunnen geven. 

Zo gaan die dingen in het leven, de mens snakt het meeste naar dat wat hij nooit kan krijgen. Het lijkt op automutilatie van de ziel. Verlangen wat nooit zal, missen wat nooit is geweest en hopen op wat nooit komen zal. We doen het allemaal en niemand weet waarom wij onszelf zo onnodig kwellen. Is het een soort van hunkering naar zelfmedelijden of is het niet meer dan misleiding waaraan wij onszelf steeds weer voor open laten stellen?

Ik kijk door het raam van mijn auto. Regendruppels vormen een pallet op het glas en ik snik en snotter als een klein kind. Misschien heb ik wel nooit de kans gehad om echt kind te zijn, om te voelen wat vrijheid is, veiligheid is en bovenal om te ervaren hoe het is om te leven in een wereld die veilig lijkt en waar je, op je 18e of ouder, pas achterkomt dat dit niet het geval is. Een onbezonnen jeugd is voor mij net zo onbekend als de kunst der Franse taal. Als de kunt van het maken van perfecte slagroomsoesjes maar ook als de kunst het houden van je zelf. 

Wie houdt er nu in Godsnaam van zichzelf? Heus ik vind mijzelf vaak om door de plee te trekken, stom en labiel. Mijn oordeel over mijzelf is meedogenloos maar mijn mening over anderen dikwijls gekleurd en ook nu rijst de vraag "Waar is het misgegaan"  Mag je het verleden de schuld geven van het heden? Mag je achter het verleden schuilen en huilen? Mag je alles wat nu pijn doet wijten aan wat ooit was? 

Ik blijf voor mij uit staren, talloze vragen dwalen door mijn hoofd. Ik ben verdoofd maar als ik nu zou beginnen met janken dan zou ik voorlopig niet meer kunnen stoppen. Er zit teveel oud zeer, teveel uit het verleden dat leeft in het heden en ik zou willen dat ik wist hoe ik er mee om kon gaan. In theorie is alles gemakkelijk maar in de praktijk blijkt niets minder waar te zijn dan dat. Waarom blijven we geloven in een leugen die zo duidelijk een leugen is? Waarom klampen wij ons vast aan niet bestaande handvatten? Is dit alles vanuit het gevoel en of idee om ons tere en kwetsbare ik te redden? 



 

Op de thee bij de dominee #25

 Het is triestig weer. Miezerregen en niet uitgesproken warm. Met de leenauto naar Wierden! Tieske ophalen voor een wandeling en daarna babb...